Beademingsvormen

In Nederland kan uit twee beade­mingsvor­men worden gekozen:

1. beademing via de neus of mond;

2. beademing via een trache­osto­ma.

Beademing via de neus of mond?

Beademing via een neusmasker vindt plaats door een kapje op de neus te plaatsen. Beademing via de mond door een mondstuk. Door het kapje of het mondstuk wordt lucht via de neus of mond in de longen geblazen. Deze methode is niet voor iedereen geschikt. Sommige mensen kunnen er niet goed aan wennen en verliezen teveel lucht via de mond. Bij anderen is niet zozeer de lekkage een probleem, maar kan het sputum (slijm) niet goed opgehoest worden. Dit blijft dan in de longen of luchtwegen achter. In dat geval verdient een tracheosto­ma de voorkeur.

Beademing via een tracheostoma

Op een canule die in het tracheostoma (opening in de hals en luchtpijp) geplaatst is, wordt het beade­mings­apparaat aangesloten waardoor lucht rechtstreeks de longen wordt ingeblazen. De lucht komt hierbij altijd op de plaats van bestemming. Ook kan er via de canule sputum afgezogen worden met een afzuig­pomp, waardoor sputumretentie (opeenhoping van slijm) wordt voorkomen. Dit betekent wel een operatie. Tijdens die operatie wordt er een opening in de hals gemaakt, waardoor er een gaatje ontstaat in de luchtpijp. Het stoma (opening) wordt een stukje onder de adamsappel gemaakt. Dat betekent dat het zich onder de stembanden be­vindt. Omdat de lucht via het stoma de longen ingaat en er geen lucht via de mond/ keelhol­te langs de stembanden gaat, is in het begin praten niet meer mogelijk.

Dit geldt voor de eerste paar dagen na de ingreep, omdat rondom de canule een ballon zit, die opgeblazen wordt en de luchtpijp naar boven (de mond) afsluit. Op die manier krijgt de wond tijd om te genezen en wordt voorkomen dat er bloed in de longen komt. Na een aantal dagen wordt de ballon geleegd. Vanaf dat moment kan er weer lucht naar boven (via de mond en stembanden) ontsnappen en is praten weer moge­lijk. In de praktijk blijkt dat men daar aan moet wennen, zowel aan het ontvangen van lucht via een beade­mingsapparaat als aan het leren praten met die lucht.

Personen die ’s nac­hts beademd worden, hebben hier overigens weinig problemen mee. Overdag wordt de canule gesloten, zodat alle ingea­demde lucht via de normale weg in en uit gaat, dus langs de stembanden waardoor praten gewoon mogelijk is.

Er zijn verschillende canules. Vlak na een operatie wordt altijd gebruik gemaakt van een canule van kunststof met ballon. Daarna kan een zilveren of een kunststof canule zonder ballon gebruikt worden. Nu is het mogelijk dat bij beademing met een zilveren canule te weinig lucht de longen bereikt. Eén van de mogelijk­heden is dan bijvoorbeeld om ’s nachts te beademen met een kunststof ca­nule met een ballon (praten is dan niet mogelijk) en overdag gewoon te ademen met een zilveren canule waarbij de mogelijkheid tot spreken intact blijft. Dit is slechts bij een klein aantal patiënten nodig gebleken. Kinderen dienen gebruik te maken van een flexibele canule.